Rinus Israël

Interviewdatum: 10 september 2021

Een ijzeren mentaliteit

6 mei 1970, ongeveer 23:11 uur. Zojuist heeft Ove Kindvall Feyenoord diep in de verlenging op voorsprong gezet. Niet veel later fluit scheidsrechter Concetto Lo Bello in een kolkend San Siro af, waardoor Feyenoord de eerste Nederlandse club is die de Europacup 1 weet te winnen. De gelijkmaker kwam echter op naam van iemand die niet gelijk op het scorebord zou worden verwacht, namelijk uitgerekend libero en aanvoerder Rinus Israël (79).

 

Na acht jaar bij Feyenoord te hebben gespeeld en eigenlijk alles te hebben gewonnen wat er te winnen viel, maakte Israël de overstap naar een andere Rotterdamse eredivisionist. “Na afloop van het seizoen 1973-1974 kreeg ik een telefoontje vanuit Zwolle met de vraag of ik open stond voor een overstap naar PEC. Op dat moment had ik echter al mijn akkoord gegeven aan Excelsior.” Het volgende seizoen mocht de Zwolse club opnieuw bellen om een mogelijke overstap te bespreken. Voorzitter Jan Willem van der Wal zag dit nog steeds zitten en zo belde hij een jaar later opnieuw.  “Na afloop van mijn seizoen bij Excelsior werd ik uitgeroepen tot beste speler van de Eredivisie. Tegenwoordig zou het niet logisch zijn om dan een overstap te maken naar de Eerste Divisie, maar voor mij voelde het goed om deze stap te maken. Zo tekende ik voor één seizoen om te kijken of ik het nog steeds bij kon benen en kon ik mij tegelijkertijd richten op mijn trainerscarrière.”

 

De periode in Zwolle kende een stroef begin voor Israël. “Tijdens mijn vakantie voor aanvang van de start van het nieuwe seizoen raakte mijn achillespees geïrriteerd. Hierdoor heb ik de eerste maand niet kunnen spelen. Het begin was daarom niet al te best, maar uiteindelijk begon het steeds beter te lopen.” Waar het in de competitie niet lukte promotie of nacompetitie af te dwingen, ging het in het bekertoernooi een stuk beter. De Zwolse ploeg werd in de kranten zelfs weggezet als ‘Cupfighters’, met de kwartfinale tegen Ajax als grote hoogtepunt hiervan. Met een 3-0 nederlaag werd de ploeg van trainer Rinus Michels weer terug naar Amsterdam gestuurd. “Natuurlijk was die wedstrijd iets speciaals.” Een opmerking die de Zwolse Ausputzer vijfendertig jaar geleden ook had kunnen maken. Een hoogtepunt wilde hij het toen niet noemen en had er het volgende over te zeggen: “Ik vind het alleen erg fijn voor de club, dat we nu bij de laatste vier zijn.”

 

In de halve finale zou het Zwolse bekersprookje tegen Roda JC eindigen. Het werd een slijtageslag waarbij Klaas Drost zijn scheenbeen zou breken, Jan Veenstra met gekneusde ribben het veld zou verlaten, Yuri Banhoffer een knieblessure kreeg en Jan Hendriksen een hersenschudding op zou lopen. Het zijn gevallen waarbij men niet gek zou opkijken als deze ook op een training bij PEC Zwolle zouden gebeuren. “De trainingen benaderde ik hetzelfde als een wedstrijd. Aangezien ik in beide gevallen niet tegen mijn verlies kon, ging het er best hard aan toe. Hierbij zijn er ook dingen gebeurt die eigenlijk niet door de beugel konden. Daar heb ik achteraf ook spijt van.”

 

Het tweede seizoen bij PEC Zwolle zou wederom voor een bekersprookje zorgen. Waar het voorgaande seizoen eindigde in de halve finale, werd deze keer wel de finale behaald. In Nijmegen mocht het team van aanvoerder Israël het opnemen tegen FC Twente ’65. “Het enige wat ik mij van die dag nog goed kan herinneren was dat ik bij een afgeslagen bal riep dat Epi Drost moest schieten. Dat deed ik wel vaker, om zo de tegenstander van een verre afstand te laten uithalen. Normaal vliegt zo’n bal dan het stadion uit, maar deze vloog strak de kruising in.” Daarnaast deed de club ook mee in de bovenste regionen van de competitie om eindelijk de grootste wens te kunnen vervullen: promotie naar de eredivisie. “Toch stonden we aan het einde van het seizoen met lege handen. We eindigden op de tweede plek met slechts één punt verschil met Vitesse. Door de pers werden we voor aanvang weggezet als de gedoodverfde winnaar van de nacompetitie, maar ook dat liep uit tot een teleurstelling. Volendam promoveerde op basis van een beter doelsaldo.”

Nog nooit wist PEC Zwolle promotie te maken naar de eredivisie. Het was daarom ook niet heel gek dat de druk en verwachtingen naarmate het seizoen vorderde toenam. Ook werd het Zwolse publiek na speelronde vijf behoorlijk opgeschrikt. Na de uitwedstrijd tegen Heracles, waarin uitgerekend Israël voor de late gelijkmaker zorgde, voelde de geboren Amsterdammer zich niet lekker. “Als het om mijn gezondheid gaat, ben ik gelijk heel angstig. Vandaar dat ik mij voor de zekerheid liet nakijken in het ziekenhuis. Dan hoop je natuurlijk snel weer met een positieve diagnose buiten te staan, maar het cardiogram gaf toch een afwijking aan. De daaropvolgende week was ik misschien wel de zenuwachtigste patiënt op de afdeling.” Ondanks dat er even werd gevreesd dat Israël per direct moest stoppen met voetballen, viel het mee. Zo stond een maand na de ziekenhuisopname ‘IJzeren Rinus’ weer als leider in de Zwolse verdediging.

 

Uiteindelijk zou Israël nog tot zijn veertigste doorvoetballen, waarna hij definitief de overstap maakte naar het trainersvak. “In 1982 ben ik gestopt met voetballen. Dat was echt het moment dat ik kracht verloor en met mijn benen begon te trekken. Vanaf het begin in Zwolle was ik al zowel speler als assistent-trainer. Zo zat ik bijvoorbeeld ook niet bij de andere spelers in de kleedkamer. Toen ik stopte met voetballen heb ik deze rol dus verder op mij genomen, waarbij ik zelfs nog even als interim-hoofdtrainer heb gediend.” Op de vraag of het dagelijks pendelen tussen Zwolle en Amsterdam, waar hij woonde, als erg vervelend werd beschouwd wordt steevast nee geantwoord. “Het rijden was geen inspanning voor mij. Er was toentertijd nog geen snelheidslimiet en er werd vaak gecarpoold met teamgenoten. Zo reden Martin Wiggemansen, Jan Weggelaar en Johnny Rep bijvoorbeeld vaak mee met mij. Daarnaast was het gewoon dolle pret en heb ik een plezierige tijd gehad in Zwolle. Dat hielp natuurlijk ook.”