Gerrit Voges in oranje
Zwitserland - Nederland (15-09-1956)
Kamperpoort
Eén van de beste Zwolse voetballers die ooit op de Nederlandse velden heeft rondgelopen. Gerrit Voges is de naam. Een speler die op veel vlakken zijn tijd ver vooruit was, wat niet altijd in dank werd afgenomen. Het verhaal van een straatjochie, dat het tot het hoogst haalbare in Nederland schopte.
Gerrit Voges werd op 11 juli 1932 geboren in de Kamperpoort. Als jeugdspeler meldde hij zich bij P.E.C. Niet gek, want zijn vader was een vurig P.E.C.-er. Hij had zelfs nog gespeeld bij E.D.N., de voorganger van het huidige PEC. Bij P.E.C. speelden ook al andere gezinsleden van de familie Voges. Toch werd al snel duidelijk dat de jonge Gaitie – zoals hij liefkozend werd genoemd in de volksmond – over meer talent beschikte dan zijn broers Jaap, Louis en Manni. Op vijftienjarige leeftijd maakte Gerrit Voges zijn debuut in het eerste elftal van P.E.C. Hier kwam hij te spelen in een voorhoede met onder andere Joop Schuman en Jan Horst. Een belangrijk aandeel in het ontdekken en vormen van deze geweldige aanvalslinie was trainer Jan de Roos. In deze periode gaf De Roos twee keer per week training aan ‘zijn’ groen-witten. Voor Voges was dat niet genoeg. Als speler kreeg hij daarom de sleutel van het ballenhok, waardoor hij ook voor zichzelf kon trainen. Een kenmerkend voorbeeld van de mentaliteit die de jonge rechtsbinnen met zich meebracht.
Schijnwerpers
Ook buiten Zwolle bleef Gaitie niet onopgemerkt. Op een gegeven moment was het zelfs zo ver dat een dure auto de straat binnen kwam rijden. Al een bezienswaardigheid op zich, maar toen twee deftige mannen vervolgens uitstapten ter hoogte van het huis van de familie Voges kon het speculeren beginnen. Het bleken twee heren uit Amsterdam te zijn die naar de Overijsselse hoofdstad waren afgereisd om Voges er van te overtuigen om naar Ajax te komen. Dé club die Gerrit vanaf jonge leeftijd al adoreerde, maar tot een overstap kwam het niet. Het was nota bene Gerrits vader die, terwijl zijn zoon al volwassen en selectiespeler van P.E.C. was, er een stokje voor stak. Hij zag zijn zoon liever naar de topclub uit het oosten gaan, waarbij hij – mocht het als voetballer toch niet lukken – altijd garantie op een baan had in de textielindustrie. Zo maakte Gerrit, na één keer kampioen te zijn geweest van de Tweede Klasse Noord, in 1954 de overstap naar Sportclub Enschede.
In Enschede kende Gerrit Voges de hoogtijdagen van zijn carrière. In zijn tweede jaar werd Abe Lenstra gepresenteerd als nieuwste aanwinst. Absoluut geen miskoop, want gezamenlijk waren de twee aanvallers goed voor tweeënveertig competitiedoelpunten. Goed voor promotie naar het hoogste niveau in Nederland. Ondanks de indrukwekkende statistieken die ze opleverden, boterde het niet altijd tussen de twee. Voges was een typische speler die zijn mouwen opstroopte en, indien dat nodig was, er een volle 110% tegenaan ging. Lenstra kon daarentegen een luie speler zijn, die de hele wedstrijd geen stap teveel zette. Ondanks het verschil in spelopvatting was het vanzelfsprekend niet altijd bakkeleien. Het was nota bene de Fries die zich op het absolute hoogtepunt van Voges’ carrière om hem bekommerde. In Zwitserland wel te verstaan.
Nederlands Elftal
Zwollenaren die het Nederlandse tricot mochten dragen in een officiële interland. Het is maar aan vijf spelers weggelegd: Maarten Grobbe, Lulof Heetjans, Hennie van Nee, Tijjani Reijnders en Gerrit Voges. In de krant van toentertijd deed Voges uitgebreid verslag van zijn eerste interland. “Ik hoorde het van onze trainer, meneer Fahrdonck. Die belde me woensdagmiddag op de zaak op, zei dat hij een nieuwtje voor me had en dat ik moest raden. Dat laatste was natuurlijk een onmogelijkheid en toen vertelde hij dat er een grote kans bestond dat ik naar Zwitserland kon. Om half vijf zou hij het definitieve bericht krijgen. Om kwart over vier was ik bij hem en ‘eindelijk’ om tien voor vijf ging de telefoon. De heer Kruijver van de technische commissie deelde mee, dat ik de volgende morgen om tien uur in Amsterdam werd verwacht. Ik kon van mijn baas direct vrij krijgen en was natuurlijk op tijd in Amsterdam. Mijn eerste vliegtocht is me reusachtig meegevallen, ik vond het een prachtige ervaring.”
“Donderdagavond in Lausanne kreeg ik te horen dat ik zou spelen. Ik lag op dat moment, het zal rond half tien zijn geweest, al in bed toen de heer Rompelman onze kamer kwam binnenstormen. Hij vloog me om de hals en zei dat de keuze-commissie hem had gemachtigd mij het bericht te brengen. Ik kon het haast niet verwerken, zo gelukkig was ik met de mij geboden kans. Tijdens de wedstrijd heb ik mijn best gedaan en zo hard mogelijk gewerkt. Mijn opgave was de min of meer aanvallend spelende spil Vonlanden te bewaken en bovendien zoveel mogelijk te trachten bij de opbouw een vrije positie te zoeken. Daar heb ik me aangehouden en als ik me niet vergis was de keuze-commissie wel tevreden over mijn werk. Zelf had ik trouwens ook de gedachten dat het goed gegaan was. Maar die Vonlanden was geen gemakkelijke knaap. Na de wedstrijd, tijdens het diner, hebben hij, Cor van der Hart en ik met zijn drieën wat zitten praten en toen heeft hij toegegeven dat hij eigenlijk te hard had gespeeld met als opzet mij te intimideren. En als u weet, dat Vonlanden een stevige, grote knaap is, kunt u wel nagaan dat ik nogal wat tikken heb opgelopen. Tegen de knieën, de kuiten en ook heb ik nog een behoorlijke buil opgelopen, kijkt u maar.”
Dat het zo goed ging, had hij mede te danken aan zijn Friese ploeggenoot. “Natuurlijk was ik een beetje zenuwachtig, maar ik heb ontzettend veel te danken aan Abe Lenstra. Hij heeft me onder zijn hoede genomen en me over de debuutmoeilijkheden heen geholpen. Dat begon donderdagavond al, toen we in Lausanne aankwamen. Abe was er al; hij was per auto naar Zwitserland gegaan, terwijl wij vanaf Schiphol met het vliegtuig gingen. Abe kwam in Lausanne direct bij me en zei dat hij het met de heer Hoolboom in orde had gemaakt dat wij samen een kamer zouden delen. Van dat moment af zijn we bij elkaar geweest en heeft hij me voorbereid op de wedstrijd. Hij vertelde me wat er aan zo’n interlandwedstrijd vast zit, dat ik me door niemand van m’n stuk moest laten brengen en me alleen en uitsluitend moest concentreren op de mij toegewezen taak. Dat ik het er behoorlijk heb afgebracht, dank ik werkelijk voor een groot deel aan Abe.”
Ondanks de goede wedstrijd zou Voges slechts nog één keer opgeroepen worden. Voor de daaropvolgende uitwedstrijd tegen Denemarken wel te verstaan. Niet zijn voetbalkwaliteiten, maar zijn houding zou hier de aanleiding voor zijn. Zelf verwoorde hij het in het supportersblad ‘Kontakt’ als volgt: “Doordat ik mijn hart nogal op de tong heb liggen, werd ik als lastig afgevoerd. Tegenwoordig zou men zeggen dat hij moedig is en het wel accepteren. Door die zaak heb ik toen veel goodwill verloren.”
Carrièrevervolg
Tijdens zijn periode in Enschede werd er tegen grote clubs gespeeld. Valencia, Barcelona en Santos zijn hier enkele voorbeelden van. Zo heeft Voges ook in het veld tegenover Pelé en Di Stefano gestaan. Toch niet de minste namen! Met de vele internationale tegenstanders was het niet gek dat er interesse vanuit het buitenland kwam. Het kwam zelfs tot proefwedstrijden en trainingen bij clubs als FC Kóln en Juventus. Het grote geld was er echter nog niet en in Nederland was je verzekerd van werk. Waarschijnlijk mede door zijn opvoeding, besloot Gerrit niet in het buitenland te gaan spelen.
Achtereenvolgens zouden vervolgens het Utrechtse DOS, Sportclub Enschede, Willem II, P.E.C. en H.T.C. zijn clubs worden, voordat hij zijn carrière afsloot. Een geweldige carrière, met als absolute hoogtepunt die ene wedstrijd in Lausanne.