Het Bleekien

Periode: 1910 - 1923

Oorsprong

Spelers die zelf de lijnen moeten kalken, kaartjes welke 10 cent kosten, ballen die tijdens de wedstrijd uit de sloot gehaald moeten worden en bij wedstrijden buiten de stad zijn de reiskosten voor eigen rekening. Het zijn de begintijden van de net gefuseerde club P.E.C., welke haar wedstrijden speelt op het terrein achter Theetuin Thijssen.

Tijdens de fuseringsgespreken in Hotel Koenders komen verschillende onderwerpen ter sprake. Wat wordt de nieuwe clubnaam, in welk tenue gaat er gespeeld worden en natuurlijk waar vinden de wedstrijden plaatsen? Uiteindelijk wordt er besloten de wedstrijden te spelen op Het Bleekien oftewel het terrein achter Theetuin Thijssen. Op dit terrein speelde P.H. al vier jaar haar wedstrijden, waarvoor terreinhuur van ƒ 25.- voor moest worden betaald.

P.E.C. zou in totaal dertien jaar spelen op het terrein van Thijssen. Een periode welke niet altijd even rustig zou verlopen. Zo moesten de P.E.C.-ers meerdere keren hun afgezaagde doelpalen uit het kanaal halen. Op de “Diezerpoorte” waren ze er namelijk niet helemaal van gediend dat de uit de “ölliebuurte” afkomstige P.E.C.-ers in hun buurt kwamen voetballen.

Daarnaast was ook slecht weer een terugkomend probleem op het terrein. Zo moest er in het seizoen 1913-1914 zelfs van honk worden veranderd, waarvoor een terrein op de Lure werd gehuurd. De daar bijbehorende kleedgelegenheid moest gemaakt worden van een schuur, waar ook kippen in gehuisd hadden.

De terreinkwestie was ook voor het bestuur ieder jaar weer een hele zorg. Zo werden voor aanvang van ieder seizoen verschillende boeren bezocht om het terrein te huren. Wanneer de zaak eenmaal voor elkaar was, kon het echte werk beginnen. Om alles snel in gereedheid te krijgen hielp ieder lid mee met het mest verwijderen, te grote pollen slechten, doelpalen plaatsen en het kalken.

Kaartjes

Door de jaren veranderden de prijzen voor de kaartjes ook meermaals. De prijzen van deze kaartjes zijn eigenlijk te leuk om niet te benoemen. Zo kostten in 1918 de kaartjes voor de eerste rang vijfentwintig cent en kaartjes voor de tweede rang tien cent.

In 1923 zijn deze prijzen gestegen en was er daarnaast een speciaal jongerentarief. Zo betaalden toeschouwers in de voorverkoop vijftig cent en voor de tweede rang vijfentwintig cent. Op de wedstrijddag stegen deze prijzen met tien cent. De jongerenrang bedroeg in beide gevallen een dubbeltje.

Jubileum

Naast speelterrein stond het Bleekien ook centraal tijdens het vijfentwintigjarig bestaan van de club. Op zaterdag zeven september 1935 werd er in de Buitensocieteit een revue opgevoerd, waarin op geestige wijze het wel en wee van P.E.C., maar vooral het wel,  werd uitgebeeld.

Onder aanvoering van clubkomiek Waanders werden drie taferelen gegeven. De hier bijbehorende decors, welke waren geschilderd door Teun van der Veen, waren al kunststukken op zichzelf.

Onderstaand zal een omschrijving volgen van het verloop van dit toneelstuk:

Als ’t doek opengaat treft in de eerste plaats het schitterende decor. Op den achtergrond ligt uiterst natuurgetrouw het oude voetbalterrein bij Thijssen, om zijn kleine afmetingen meer bekend als “ ’t bleekien”. In de verte is de Peperbus zichtbaar, een zeilschip vaart door de Willemsvaart. Zelfs het hek, vanwaar af wijlen de heer T. Thijssen met zijn stentorstem de groen-witten in zwakke oogenblikken aanvuurde met : hup P.E.C. ontbreekt niet, evenals ’t huusien en de skuure. De zon gaat onder en dit is voor drie lang nagebleven P.E.C.’ers aanleiding eens te gaan skieren door een gat dat een vroegere bediende ind e schuurwand had laten aanbrengen om te zien of er nog “klanten” in de schuur waren. Vooral de mimiek van den heer Waanders was af. Een mederwerker ontbrak n.l. ’t witte paard, dat aan den ingang van de Buitensocieteit weigerde om binnen te gaan.

In het volgende tafereel zien we de P.E.C.-ers bezig onder ’t genot van een emmer lekbier en onder aanhaling van oude herinneringen het bleekje watervrij te maken, terwijl de eerste bezoekers de primitieve controle reeds passeeren, een bezigheid die bij tal van oud-P.E.C.-ers de vroolijkste herinneringen opwekte.

De derde acte geeft een wedstrijd op den ouden grond weer. De uitdrukkingen daarbij gebezigd zijn vrijwel dezelfde gebleven, alleen de accommodatie is onherkenbaar veranderd.

Het is den schrijver van de schets, in samenwerking met den heer Teun van Veen, uitstekend gelukt in korte trekken ’n beeld te geven van den toestand in 1910, terwijl alle medewerkenden, waarvan er vele nog nooit ‘op de planken’ geweest waren, vooral aan de oud-P.E.C.’ers, eenige vroolijke oogenblikken bezorgd hebben.

Nadat op den achtergrond het oude ‘bleekje’ plaats had gemaakt voor de tribune op het nieuwe sportterrein marcheerden op pittige marschmuziek achtereenvolgens de diverse elftallen, de athletiek- en de schaatsrijdersploegen over ’t tooneel die zich vervolgens in vele rijen opstelden om onder leiding van van den heer N. Malcorps het nieuwe clublied ten gehoore te brengen.

Nostalgie

Om af te sluiten een mooi citaat van Chris Schrijver uit het vijftigjarig jubileum nummer van de club, welke nog steeds van kracht is: “Ach ja, dat “bleekje”! Wat een stukje romantiek! Het is er nóg, maar er grazen enkel een paar kalveren of schapen. De voetballerij is verleden tijd!”