PEC Zwolle in oorlogstijd

Eerste en Tweede Wereldoorlog

Eerste Wereldoorlog

Het seizoen 1914-1915 stond in het teken van de mobilisatie als gevolg van het op 1 augustus 1914 uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Ondanks dat Nederland buiten schot is gebleven, kreeg het een heel ander gezicht en strekte de omstandigheid waarin het land leefde zich ook uit tot de sportwereld. Het onder de wapenen roepen van de militairen noodzaakte de N.V.B. tot het afkondigen van een noodcompetitie. Deze competitie hield onder andere in dat er geen degradatie of promotie zou zijn en dat elke spelende soldaat, mits lid van de N.V.B., voor elke vereniging mocht uitkomen. Uiteindelijk zou P.E.C. in deze noodcompetitie, bestaande uit vijf clubs, als vierde eindigen. Wederom een teleurstellend resultaat. Tal van clubs waren echter in een nog benardere positie beland doordat zij geen eens een elftal op de been konden brengen. Daartoe is, ondanks dat hier ook veel spelers buiten Zwolle moesten trekken voor militaire dienst, het bij P.E.C. nooit gekomen. Ook het bestuur, gehavend als het was, kon door het feit dat er altijd leden bereid waren bij te springen blijven functioneren.

Dat P.E.C. in deze onzekere tijden draaiende kon blijven is dan ook te danken aan de vaste wil in onze gelederen de club voor erger te behoeden. Dat het voortbestaan van de club aan een zijden draadje zou hebben gehangen is dan ook nooit ter sprake geweest. Dit blijkt ook wel uit het feit dat P.E.C. zich zelfs nog inschreef voor de bekercompetitie.

In de oorlogsjaren die volgden vielen de sportieve prestaties tegen. Voornamelijk de opstellingen, die zeer onderhevig aan de opkomst der spelers waren, waren hier de oorzaak van. De redenen hiervoor waren de heersende Spaanse griep en dat de militaire verloven in oktober en november plotseling werden ingetrokken. Dit bracht de club meermaals in moeilijkheden.

Vlnr: Van der Meer, Westerop, Van Buren, Hertog, Korpershoek, Langevoort, Kaaks, Van Buren en Kok.

Enige uitzondering op het ontbreken van sportief succes was het seizoen 1916-1917. Ondanks de vroegere tegenslagen was de club gaan winnen aan populariteit en werden bekwame spelers toegevoegd aan de selectie. Uit de eerste zeven wedstrijden, behaalde P.E.C. negen punten. Hiermee nam de club de tweede plaats in beslag achter H.V.C. dat op dat moment al uitgespeeld was en vijftien punten uit tien wedstrijden had. P.E.C. stond dus zes punten achter, terwijl er nog drie wedstrijden te spelen waren. Bij volle winst zou P.E.C. kampioen worden aan de hand van een beter doelsaldo. Achtereenvolgens moest er nog gespeeld worden tegen vv Daventria, S.M.L. en Quick. De eerste twee werden gewonnen, dus alles kwam op de laatste wedstrijd aan. Wederom leek een seizoen van P.E.C. door deze wedstrijd in een teleurstelling te eindigen, maar gelukkig wist Joop Langenkamp vijf minuten voor tijd de bevrijdende 1-0 te maken. Het kampioenschap was aldus een feit geworden. Een grote druk was van de club gevallen. Echter niet voor te lange tijd, want de drie promotiewedstrijden die bij het kampioenschap hoorden stonden al voor de deur.

 

In een halve competitie, welke werd gevormd samen met U.D. Deventer (de nummer laatst in de Oostelijke Eerste Klasse) en P.W. Enschede, Hertog Hendrik en P.E.C. (de drie kampioenen van de verschillende Tweede Klassen), moest er worden uitgemaakt wie zich als enige gelukkig mocht prijzen met promotie. Deze wedstrijden moesten gespeeld worden op neutraal terrein en daarnaast mocht er, met uitzondering van de doelman, geen gebruik worden gemaakt van invallers. Achtereenvolgens werd er gelijkgespeeld, gewonnen en verloren. De eindstand werd hierdoor: 1. U.D. (5 punten, 2. P.W. (4 punten), 3. P.E.C. (3 punten) en 4. Hertog Hendrik (0 punten). Hierdoor bleef U.D. in de eerste klasse en gingen de andere clubs met lege handen naar huis. Echter zou later blijken dat niet alle clubs met lege handen naar huis zouden gaan.

 

Enige tijd later kondigde de N.V.B. namelijk aan dat P.W. bij keuze alsnog ook gepromoveerd was. Hiermee beoogde de bond de afbrokkeling van het “voetbal in de betere kringen” tegen te gaan. Destijds werd er immers nog geleefd in het “standigstijdperk” en zo zag met door de opmars van het “volksvoetbal” een bedreiging voor het voortbestaan van de “eliteclubs”. Desondanks was er voor P.E.C. geen aanleiding zich benadeeld te voelen, want de club was sowieso al met één punt verschil onder de Deventer club beland. De bijbehorende nederlaag tegen U.D. was dus achteraf beslissend, maar tegelijk wel geleden in een sportieve wedstrijd.

Tweede Wereldoorlog

,,Wat er nadien door de bezetter tegen ons uitgespookt werd kon niets afdoen aan de glans van dit hoogtepunt”. Zo omschreef een P.E.C. lid, vijf jaar na afloop van de oorlog, de promotie. Toch zal dit ongetwijfeld anders hebben gelegen. De bezetting blijft een zwarte bladzijde in de gehele Nederlandse sportgeschiedenis. Toch is de manier waarop de club zich verzette tegen de bezetters iets waar wij nog steeds trots op mogen zijn.

Waar zo ongeveer alle clubs volledig collaboreerden met de Duitsers en hun Joodse leden royeerden, hield P.E.C. met verzet de poot stijf. Twee meisjes wilden zich aanmelden als atletes bij de club. Wim Peters, die hen voor een bezoek bij hem thuis had uitgenodigd, had al snel door uit welk hout zij gesneden waren. De twee NSB-meisjes werden afgewezen als lid, waardoor de Zwolse club op initiatief van de Sicherheits Dienst werd ontbonden. De enige andere Nederlandse club die ook zulk verzet liet zien, was Unitas uit Gorinchem. Van beide clubs vertrok een prominent lid naar een concentratiekamp. De Zwolse clubsecretaris Wim Peters werd naar Kamp Vught gestuurd en Huub Sterkenburg van Unitas moest naar een buitenlands kamp vertrekken. Laatstgenoemde vond hier ook de dood.

Uiteindelijk zouden zestien P.E.C.-spelers door de oorlog om het leven komen. Opdat zij nooit vergeten mogen worden: Elias Veterman, Koos Veterman, Erich Walther Passmann, Henri Zilverberg, Eduard Johan Herman Keilholtz, Cornelis Masseus, Leendert Koper, Meijer Veterman, Jacob Veterman, Hendrik Sattler, Elias Veterman en Meijer Veterman. Kanttekening bij deze namen is dat dit de namen zijn die door de club en Voetbalmonument zijn erkend, maar er helaas meer P.E.C.-slachtoffers te betreuren zijn. Zo zijn eerdergenoemde leden omgekomen in Europese concentratiekampen, maar is er geen aandacht besteed aan de overledenen in Nederlands-Indië.  Tevens bestond de club toen nog uit zowel de atletiek- als voetbaltak, waardoor de omgekomen atleten ook als P.E.C.-slachtoffers gezien moeten worden. Dat hierbij door de oorlog ook slachtoffers zijn gevallen blijkt wel uit de eerste uitgave van het clubblad na afloop van de oorlog.

Het bestuur van P.E.C. in 1945. Vlnr: L. de Braber, J. de Groot, B. van Berkum, J.H.C. Gans, J. de Roos, W. van Huystee en M. Wilhelm.

De opheffingsbeschikking die het bestuur van P.E.C. moest ondertekenen. Bij weigering zouden de bestuursleden afgevoerd worden naar een gevangenis in Arnhem. Ondanks de achterliggende gedachte die eraan verbonden is een belangrijk stukje Zwolse (sport)geschiedenis uit het PEC in the days archief.